Mineralen
Een mineraal is een in de natuur voorkomend element of anorganische verbinding met een omschreven chemische samenstelling en karakteristieke kristalstructuur. Tot de mineralen behoren veel uiteenlopende vaste stoffen, variërend van zuivere elementen en eenvoudige zouten tot complexe silicaten die in duizenden vormen kunnen voorkomen. Veel mineralen zijn opgebouwd uit een vaste oplossing en hebben een variabele samenstelling. De wetenschap die de samenstelling en eigenschappen van mineralen bestudeert heet de mineralogie.
De term ‘mineraal’ verwijst binnen de voedingsleer naar bepaalde micronutriënten die nodig zijn voor de groei en overleving van een organisme.
Er zijn duizenden soorten mineralen beschreven, maar er zijn er slechts veertig die algemeen voorkomen in de aardkorst en de bestanddelen vormen van gesteenten. De belangrijkste groep van mineraal in de aardkorst is silicaat, een tetraëdische verbinding die in tal van variëteiten kan voorkomen, waaronder verschillende edelstenen. Hoewel mineralen buiten de silicaten relatief zeldzaam zijn, hebben ze vaak interessante toepassingen en zijn ze van groot economisch belang.
Voedingsleer
Verfijnd keukenzout, een algemeen mineraal
Levende wezens hebben voor hun groei en overleving kleine hoeveelheden van anorganische elementen nodig. Dergelijke micronutriënten worden voedingsmineralen genoemd. Essentiële voedingsmineralen worden niet tijdens de stofwisseling aangemaakt en kunnen enkel uit voeding worden verkregen. Planten halen mineralen uit de bodem. De belangrijkste mineralen voor de mens zijn calcium, fosfor, kalium, natrium en magnesium. Andere elementen die een biochemische functie vervullen in het lichaam maar in veel lagere concentraties nodig zijn, zoals ijzer, zwavel, koper of zink, noemt men sporenelementen.